Categorieën
Nieuws

Gamers hebben groter beloningssysteem in brein

Wetenschappers die het brein van gamers hebben onderzocht, vonden dat het frequent spelen van spelletjes is gecorreleerd met een groter hersendeel dat betrokken is bij beloningen. Er lijkt daarbij een functioneel verschil te zijn.

Aan het onderzoek deden 154 14-jarige jongeren mee, die in een fmri-scanner werden gelegd. Dit apparaat is in staat om activatie van hersengebieden te tonen. Bij frequente gamers, jongeren die meer dan 9 uur per week games speelden, werd een verschil in het ventrale striatum gevonden. In dit hersengebied bevinden zich hersencellen die op de chemische boodschapper dopamine reageren, dat een rol speelt in ons beloningsysteem. Wetenschappers troffen in dit gebied meer hersencellen en een hogere activiteit van de cellen aan. Dat wijst op toegenomen dopamineproductie, iets wat met een pet-scan werd bevestigd.

Het is onduidelijk of de toegenomen grootte en activiteit van het ventrale striatum een oorzaak of een gevolg is van gamen. Dit is door de wetenschappers niet onderzocht. Wel heeft een ander onderzoek laten zien dat toegenomen activiteit in het ventrale striatum ervoor zorgt dat deelnemers sneller gamevaardigheden kunnen aanleren. Ook is een toename in de hoeveelheid dopamine in het ventrale striatum gevonden bij drugsverslaafden.

Op een functioneel niveau werd er een verband gevonden tussen toegenomen volume in het ventrale striatum en minder nadenktijd voor het inzetten bij een gokspel. In een andere studie werd al aangetoond dat toegenomen activiteit in het betreffende hersendeel correleert met toegenomen snelheid bij het spelen van een bordspel.

Eerder werd bovendien een verband gevonden tussen gameprestaties en activiteit in hersengebieden die gezamenlijk de basale ganglia vormen. Dit gebied is onder andere betrokken bij het aansturen van motorische functies, wat een verklaring biedt voor het verschil in gamevaardigheden. Daarnaast produceert een onderdeel van de basale ganglia dopamine, dat bedoeld is als input voor het ventrale striatum, waardoor de twee gebieden dus met elkaar in verbinding staan.

Beide hersengebieden zijn samen opgenomen in een feedbacksysteem, wat inhoudt dat de projectie van een deel van de basale ganglia naar het ventrale striatum verder geleid wordt naar andere hersengebieden, waarna de output uiteindelijk weer in de basale ganglia terechtkomt. Dit lijkt relevant te zijn voor gamers, waarbij dus zowel verschillen in het motorische systeem als het beloningsysteem zijn te noteren.

Dit hersensysteem is aangedaan bij parkinson-patiënten, waarbij de dopamine-producerende cellen in de substantia nigra, tevens onderdeel van de basale ganglia, langzaam afsterven. Dit zorgt voor verstoringen in het motorsysteem, waardoor de karakteristieke trillingen optreden. Medicatie, waarbij patiënten op kunstmatige wijze een voorloper van dopamine toegediend krijgen, kan er onder andere voor zorgen dat deze mensen gokverslaafd raken. Dit lijkt verklaarbaar te zijn met de manier waarop de dopamine-afhankelijke hersengebieden met elkaar in verband staan.

 

Bron: Tweakers.nl, november 2011

 

Categorieën
Nieuws

Psychologen moeten meer kritisch zijn over DSM

Psychologen mengen zich op dit moment in de discussie over de totstandkoming van de DSM-5 en waarschuwen voor psychiatrisering van verdriet en pech. In juni sprak The British Psychological Society in een open brief haar grote bezorgdheid uit over het gemak waarmee psychische problemen als ‘ziekte’ of ‘stoornis’ worden gedefinieerd in de DSM-5. Huib van Dis, van het Nederlands Instituut van Psychologen, onderschreef de kritiek van zijn Britse collega’s in het dagblad Trouw.
Jan Derksen, hoogleraar Klinische Psychologie aan de Radboud Universiteit, vindt het een verontrustende ontwikkeling dat de DSM in toenemende mate onderdeel uitmaakt van de psychologische praktijk. ‘Dat betekent een enorme verschraling van het rijke psychologisch-diagnostisch instrumentarium. Want let wel: met de DSM stel je geen diagnose, je classificeert een stoornis aan de buitenkant. Psychologische diagnostiek gaat veel dieper en kijkt ook naar de gezonde kanten van de cliënt, onderzoekt de levensloop en maakt gebruik van observaties en psychologische testen.’
Voor een deel krijgen psychologen de DSM opgedrongen, bijvoorbeeld door de afrekening van behandelingen in dbc’s, die gebaseerd zijn op de DSM-classificaties. Maar ook door de geprotocolleerde behandelpraktijk die vanuit DSM-categoriën is opgebouwd. En door de eisen die aan wetenschappelijk onderzoek worden gesteld. Derksen: ‘Je artikel wordt niet meer geaccepteerd als het onderzoek niet is gebaseerd op de DSM-classificatie’. Maar psychologen dienen ook de hand in eigen boezem te steken, vindt de hoogleraar. ‘Ze moeten zich veel kritischer verhouden tot de DSM en zich niet laten verleiden tot biologisch reductionisme. De DSM moet slechts een bescheiden rol spelen in de diagnostiek. Vergelijk het met een triangel in een orkest.’ Derksen juicht de discussie over de DSM toe, die nu vanuit de psychologische beroepsgroep wordt aangezwengeld.

Bron: www.psy.nl

Categorieën
Nieuws

ADHD zichtbaar in de hersenen

Het is lastig om de diagnose ADHD te stellen, het gaat tenslotte om gedragsproblemen. Onderzoekers hebben nu echter afwijkingen in de hersenen van kinderen met ADHD ontdekt.
Deze ontdekking kan in de toekomst wellicht bijdragen aan het stellen van de diagnose. Op die manier zal het minder vaak voorkomen dat kinderen onterecht de diagnose ADHD krijgen, of dat kinderen met ADHD niet gediagnosticeerd worden.
HersenactiviteitMet behulp van een MRI-scan hebben onderzoekers van het Albert Einstein College of Medicine in New York de hersenen van 36 kinderen tussen de 9 en 15 jaar in kaart gebracht. De helft van deze kinderen had de diagnose ADHD. De onderzoekers vergeleken de hersenactiviteit van de kinderen tijdens het uitvoeren van verschillende taken.
Bij de kinderen met ADHD was de hersenactiviteit in verschillende hersengebieden anders. Het betrof vooral gebieden betrokken bij de verwerking van visuele informatie die aandacht vraagt. Ook was de communicatie tussen verschillende hersengebieden bij de kinderen met ADHD verstoord.
Concentratieproblemen”Onze resultaten laten zien dat kinderen met ADHD andere hersengebieden gebruiken om bepaalde informatie te verwerken.”, aldus onderzoeker Xiaobo Li. “Wellicht is dit de oorzaak van de problemen die de kinderen ervaren.” Volgens Li lag de aandacht in het ADHD-onderzoek veel te sterk op de impulsiviteit. “De concentratieproblemen zijn net zo belangrijk.”
ADHD, Attention Deficit/Hyperactivity Disorder, is een van de meest voorkomende aandoeningen bij kinderen. Globale kenmerken van ADHD zijn: hyperactiviteit, problemen met aandacht, druk gedrag en impulsiviteit. De Gezondheidsraad gaat ervan uit dat in Nederland 2 procent van de kinderen tussen vijf en veertien jaar ADHD of een ADHD-aanverwante stoornis heeft. Dat zijn ruim 40.000 kinderen. Een dubbel aantal kinderen heeft minder ernstige stoornissen of niet alle symptomen van ADHD.

 

Bron: A. Hoogland, gezondheidsnet

Categorieën
Nieuws

De WISC-IV en WISC-V, bericht van Pearson

De WISC-IV zal niet in een Nederlandstalige bewerking uitgegeven gaan worden. In Nederland wordt gewacht op de uitgave van de Amerikaanse WISC-V en hiervan zal een Nederlandstalige bewerking ontwikkeld worden.

De reden hiervoor is dat indien nu de WISC-IV bewerkt zou worden, deze pas 3 jaar later op de markt zal verschijnen. In de US wordt momenteel al gewerkt aan de ontwikkeling van de WISC-V, wat zou betekenen dat de WISC-V-US en de WISC-IV-NL publicatie zo dicht bij elkaar liggen dat het meer zinvol is om de WISC-V ook voor het Nederlandstalig gebied te bewerken. Op die manier lopen we in Nederland qua theoretische onderbouwing en doorontwikkeling weer gelijk met de US. Om toch te zorgen dat er niet te lange tijd verstrijkt tussen de WISC-III-NL en de WISC-IV-NL is er nauwe betrokkenheid bij de ontwikkeling in Amerika en kan er zo vroeg mogelijk gestart worden met het bewerken van de WISC-V. Momenteel is er nog geen informatie over de WISC-V beschikbaar, omdat er nog geen definitieve versie is. De ontwikkeling in de US is gestart maar bevindt zich nu in de derde pilotfase. Hier in Nederland kunnen we pas starten als zij de standaardisatiefase ingaan.

Op het moment dat wij kunnen beginnen, duurt het nog minimaal 3 jaar voor de uiteindelijke publicatie plaatsvindt. Op zijn vroegst spreken we over 2016.

Bron: Pearson

Categorieën
Nieuws

Verbale en non-verbale intelligentie verandert vaak nog in het tienerbrein

Het IQ van tieners kan in de loop der jaren veranderen. Dat ontdekten Britse onderzoekers.
Cathy Price van het University College London nam een IQ-test af bij 33 tieners tussen de 12 en 16 jaar en maakte een hersenscan van hen. Toen de test na vier jaar werd herhaald scoorde een op de vijf tieners gemiddeld tien punten hoger of lager; hersenkernen bleken te zijn gegroeid of achtergebleven. Dat betekent dat sterktes en zwaktes nog in ontwikkeling zijn tijdens de tienerjaren.
In Nature waarschuwt Price ‘om slecht presterende kinderen niet te snel af te schrijven’. Hersenwetenschapper Hilleke Hulshoff Pol zegt in de Volkskrant dat ouders geen irreële verwachtingen moeten krijgen over de intelligentie van hun kind, maar dat het belangrijk is om meer te letten op individuele verschillen in de ontwikkeling tussen kinderen. Die verschillen zouden, los van de Cito-score, zwaarder mogen meewegen bij de schoolkeuze, meent zij.

Zie ook: samenvatting artikel

Bron: NJI

Categorieën
Nieuws

ADHD uit zich in drie soorten gedrag

Niet alle ADHD-patiënten zijn gelijk. Het syndroom ADHD valt misschien wel op te delen in drieën. Dat suggereert neuropsycholoog Patrick de Zeeuw in zijn promotieonderzoek. Hij promoveert op 13 oktober aan het UMC Utrecht.

Op basis van eerder wetenschappelijk onderzoek definieerde De Zeeuw drie soorten psychische functies waarin kinderen met ADHD kunnen afwijken van gezonde kinderen. Kinderen met ADHD zijn slechter in het remmen van gedrag, ze vinden het moeilijk impulsen te onderdrukken. Daarnaast ze zijn minder beloningsgevoelig, hun gedrag is moeilijk te sturen via complimenten en straf. Als laatste hebben ADHD-kinderen problemen met gevoel voor tijd en timing. Ze hebben moeite met inschatten wanneer dingen gaan gebeuren of wanneer zij weer kunnen gaan praten in een gesprek.

Tests via de computer
Met deze kennis liet De Zeeuw 57 kinderen met ADHD en 83 gezonde kinderen via de computer neuropsychologische tests doen. Via de tests spoorde hij afwijkingen in de drie soorten gedrag op. Van de kinderen met ADHD die problemen hadden bij het uitvoeren van deze tests, had 80 procent slechts in één van de drie soorten gedrag een afwijking. Het wil zeggen dat de meerderheid van de kinderen die gedrag slecht kunnen onderdrukken, meestal juist geen problemen hebben met beloningsgevoeligheid of met timing. Of dat kinderen die minder gevoelig zijn voor beloningen juist minder problemen hebben met onderdrukking of timing.

Essentieel is dat deze drie soorten gedragingen niet gebaseerd zijn op een klinische beschrijving van het gedrag. Het zijn gedragingen waarvan eerder onderzoek heeft laten zien dat er specifieke hersennetwerken bij betrokken zijn. Het betekent dat afwijkingen in dit gedrag waarschijnlijk het gevolg zijn van veranderingen in die verschillende netwerken. Hierna willen De Zeeuw en collega’s via hersenonderzoek met behulp van MRI kijken of aan de drie gedragstypen inderdaad verschillende afwijkingen in de hersenen ten grondslag liggen.

Ene kind is het andere niet
“ADHD kent veel verschijningsvormen”, vertelt De Zeeuw. “Het ene kind met ADHD is het andere niet. Toch is het overheersende idee in de wetenschap dat ADHD veroorzaakt wordt door een afwijking op één plaats in de hersenen. Dat is niet de goede weg, denk ik. In mijn onderzoek laat ik zien dat meerdere neurobiologische wegen naar ADHD kunnen leiden. Het kan ons denken over ADHD veranderen. Als we binnen de stoornis verschillende typen patiënten onderscheiden, kunnen we in de toekomst die patiënten wellicht ook passender behandelen.”

 

Bron: UMC Utrecht, 2011

Categorieën
Nieuws

Grote bezorgdheid om mogelijke invoering adolescentenstrafrecht

Een aantal kinderrechters, jeugdofficieren, medewerkers van de jeugdreclassering, gevangenisbehandelaars en onderzoekers is zeer bezorgd over de voorgestelde verlaging van de bovengrens van het jeugdstrafrecht van 18 naar 16 jaar. Dat staat in hun brief van 5 oktober aan de Tweede Kamer. Een heldere argumentatie voor de verlaging ontbreekt in het voorstel, volgens de briefschrijvers. Uit onderzoek blijkt steeds weer dat 16- en 17-jarigen niet kunnen doorgaan voor volwassenen. De leeftijdsverlaging van het jeugdstrafrecht is bovendien in strijd met het door Nederland getekende Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind, dat 18 jaar als norm stelt. De briefschrijvers maken zich ook zorgen over de voorgestelde verzwaring van de maximale gevangenisstraf voor 16- en 17-jarigen. Daarnaast is nog veel onduidelijk over belangrijke aspecten van het voorgestelde aparte strafrecht voor jongvolwassenen. De brief is een reactie op het voorstel van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om een adolescentenstrafrecht in te voeren.

De gehele brief is hier te vinden

Bron: NJI

Categorieën
Nieuws

Adolescentenstrafrecht

Voor jongeren en jongvolwassenen komt er een speciaal adolescentenstrafrecht: een samenhangend sanctiepakket dat goede mogelijkheden biedt om risicojongeren van 15 tot 23 jaar “op maat” te straffen. Enerzijds kansen bieden en de sociale en psychische problemen aanpakken die hebben geleid tot het criminele gedrag. Maar tegelijkertijd ook consequent en stevig optreden, als blijkt dat de jongere die kansen niet grijpt. Onderdelen van dit pakket zijn onder meer:

  • De maximumduur van de jeugddetentie voor 16- en 17-jarigen gaat van twee naar vier jaar
  • Als na afloop van een PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) nog een groot risico bestaat op ernstige recidive, wordt het mogelijk de PIJ om te zetten in een TBS-maatregel
  • De jeugdreclassering gaat scherper toezien op gestrafte jongeren
  • Jongeren die hun taakstraf laten mislukken of de justitiële voorwaarden overtreden, kunnen rekenen op een strenge, consequente aanpak

Bron: Rijksoverheid.nl

Categorieën
Nieuws

Woordblind en stemblind

Eind juli hebben een drietal Amerikaanse onderzoekers hun resultaten gepubliceerd. Zij hebben onderzoek gedaan bij dyslectische mensen naar hun taalvermogen om bekende stemmen te herkennen. Zij kwamen tot een verrassende conclusie, welke toch ook verklaarbaar is vanuit de problematiek van dyslexie. Zij concludeerden namelijk dat mensen met  dyslexie (woordblindheid) ook flink slechter zijn dan gemiddeld in het herkennen van bekende stemmen. Tyler Perrachione en zijn collega’s stelden zowel een groep dyslectische mensen als een groep met proefpersonen die wel goed konden lezen bloot aan een tiental onbekende stemmen, die allemaal hoorden bij een bepaald cartoonfiguurtje. De truc van het onderzoek was dat vijf van de stemmen Engels spraken (de moedertaal van de deelnemers), terwijl vijf andere stemmen Mandarijn (Chinees) spraken. Het is al langer bekend dat mensen stemmen die in hun eigen taal spreken makkelijker herkennen dan stemmen die in een vreemde taal spreken. Dit heeft te maken met fonologie, oftewel klank, klankveranderingen en het ritme van woorden. En met de onbekendheid van de klanken uit zo’n andere taal. Je hersenen hebben moeite met deze onbekende klanken herkennen, en herkennen daardoor ook intonatie van individuele sprekers slecht. Wetenschappers vermoeden verder al een poosje dat dyslexie, een aandoening die zich vooral uit in de vorm van slecht kunnen lezen (een taalprobleem), eigenlijk ook voortkomt uit problemen met fonologie. Kinderen met dyslexie zijn bijvoorbeeld een stuk slechter dan gemiddeld in rijmen en alliteratie, wat beide te maken heeft met woordklank. Als dyslexie inderdaad een fonologisch probleem zou zijn, zou je verwachten dat voor mensen met deze aandoening bij het herkennen van iemands stem niet veel uitmaakt welke taal iemand spreekt. Omdat ze hier sowieso niet zo goed in zijn. Dat is precies wat uit het onderzoek van Perrachione blijkt. De deelnemers kregen eerst allemaal een poosje de tijd om zichzelf goed in te prenten welke stem bij welk getekend karakter hoorde. Voor de eigenlijke test kregen zij alleen de stemmen te horen, en moesten ze aangeven bij welk van de cartoonfiguren die stem hoorde. De proefpersonen zonder leesproblemen wisten, bij de Engelse stemmen, bij zeventig procent van de geluidsfragmenten goed aan te geven bij welk cartoonfiguurtje de stem hoorde. De Mandarijnse stemmen herkenden zij veel minder goed. Maar de proefpersonen met dyslexie scoorden voor beide talen hetzelfde: zij herkenden zowel de Engelse als Mandarijnse stemmen in vijftig procent van de gevallen goed. Mensen met dyslexie lijken dus slechter dan normaal stemmen te herkennen. Wat een extra bewijs is voor het idee dat woordblindheid eigenlijk een fonologisch probleem is. En, zoals in de inleiding van dit artikel stond, voor het idee dat taal en stemherkenning toch behoorlijk dicht met elkaar verweven zijn. In een zogenoemd perspective-artikel dat tegelijk met de studie van Perrachione en zijn collega’s verschijnt, pleit hersenwetenschapster Patricia Kuhl voor meer onderzoek naar dit fenomeen.

Bron: Wetenschap24

Categorieën
Nieuws

Autisme is er in minstens twee vormen

Uit onderzoek blijkt dat er zeker twee vormen van autisme zijn die elk hun eigen oorzaak hebben.Onderzoeker David Amaral bestudeerde 350 kinderen met autisme en ontdekte zo dat de aandoening meerdere types kent. De resultaten werden gisteren tijdens de Asia Pacific Autism Conference gepresenteerd. Sommige kinderen met autisme blijken een afwijking te hebben in de groei van hun hersenen. Hun brein begint wanneer ze vier of vijf maanden oud zijn opvallend groot te worden. Wanneer ze achttien of 24 maanden oud zijn, beginnen ze symptomen van autisme te vertonen. Deze vorm van autisme bleek enkel voor te komen onder jongens. Andere kinderen hadden die afwijking niet, maar vertoonden in de eerste twaalf maanden van hun leven al symptomen van autisme. “De biologische oorzaak van autisme is bij deze kinderen waarschijnlijk heel anders dan bij de kinderen met een abnormale groei van het brein,” zo concludeert Amaral.“Het is absoluut duidelijk dat er verschillende subtypes van autisme zijn.” Amaral vermoedt dat dit nog maar een tipje van de ijsberg is en dat er nog veel meer soorten autisme ontdekt zullen worden. Hij benadrukt dat het opsporen van deze verschillende types heel belangrijk is. Alleen zo kan autisme effectief behandeld worden. Want elke vorm van autisme heeft een eigen oorzaak en vraagt dus om een andere behandeling.

Bron: www.scientias.nl