Categorieën
Nieuws

Autisme mogelijk vast te stellen met ‘knuffelhersenscan’

Autisme kan mogelijk worden gediagnosticeerd door een hersenscan te maken van mensen, terwijl ze denken aan knuffelen. Als mensen met autisme hun gedachten focussen op emotioneel geladen woorden als ‘knuffelen’, vertonen bepaalde hersengebieden opvallend weinig activiteit. Dat patroon van hersenactiviteit kan mogelijk worden gebruikt om autisme op een minder subjectieve manier vast te stellen dan bij huidige methodes, waarbij alleen wordt gekeken naar gedrag. Tot die conclusie komen Amerikaanse wetenschappers in het wetenschappelijk tijdschrift PLOS One. De onderzoekers van de universiteit van Carnegie Mellon maakten hersenscans van 34 mensen, waarvan de helft al eerder was gediagnosticeerd met autisme. Tijdens de scan gaven ze de proefpersonen de opdracht om te denken aan woorden met een emotionele lading, zoals ‘knuffelen’, ‘aanbidden’ en ‘overtuigen’. Bij de mensen met autisme bleken gebieden in de hersenschors en de pariëtale kwab van de hersenen veel minder actief dan bij de overige proefpersonen. Volgens hoofdonderzoeker Marcel Just is dat verschil in hersenactiviteit goed te verklaren. De hersengebieden die minder actief waren bij mensen met autisme zijn namelijk betrokken bij bij zelfreferentie. “Als we de deelnemers vroegen om te denken aan knuffelen, aanbidden of overtuigen, plaatsten de proefpersonen zonder autisme zichzelf waarschijnlijk in deze gedachten, ze waren deel van de interactie die ze zich voorstelden”, verklaart Just op nieuwssite New Scientist. “Voor mensen met autisme waren deze gedachten meer als het raadplegen van een woordenboek of het kijken van een toneelstuk. Ze waren zelf niet bij hun gedachten betrokken”, aldus de wetenschapper. Bij de studie van Just waren te weinig proefpersonen betrokken om de test nu al te beschouwen als een nieuw middel om autisme te diagnosticeren. Meer studies zijn nodig om uit te zoeken of de techniek echt effectief is. Maar de hoofdonderzoeker is optimistisch over de toepasbaarheid van zijn ontdekking. “Dit biedt een nieuw perspectief op psychiatrische ziektes”, aldus Just. “We hebben een biologische mechanisme gevonden om autisme te herkennen.”

Bron: nu.nl, d.d. 04-12-2014

Categorieën
Nieuws

Slikken foliumzuur drukt kans op autistisch kind

Het Autisme Kenniscentrum adviseert vrouwen die zwanger willen worden meer foliumzuur te slikken dan wordt voorgeschreven door de Gezondheidsraad. Als zij dat doen, wordt de kans op een autistisch kind 27 tot 40 procent kleiner. Zwangere vrouwen nemen al foliumzuur tot zich, om de kans te verkleinen dat hun kind met een hazenlip of een open ruggetje ter wereld komt. Een dagelijkse dosering van 400 microgram volstaat. Maar dat is niet genoeg om de kans op een autistisch kind te reduceren. Daarvoor is 600 microgram nodig, stelt Annelies Spek, hoofd van het Autisme Kenniscentrum op basis van diverse internationele onderzoeken. ‘Wij hopen dat de Gezondheidsraad ons advies overneemt, maar dat kan nog een tijd duren. Daarom willen we aanstaande ouders nu al informeren. Vooral als autisme bekend is in de familie, wat de kans op een autistisch kind veel groter maakt, is dit belangrijk.’ Meer foliumzuur brengt de kans op een kind met klassiek autisme met 40 procent omlaag en die op een kind met een zogeheten autismespectrumstoornis met 27 procent. ‘Op een makkelijke manier is heel veel te voorkomen,’ zegt Spek. Ook volgens de Gezondheidsraad kan een hogere dosering geen kwaad, want die stelt een bovengrens van 1000 microgram per dag. Het advies van het Autisme Kenniscentrum is om tussen de 1 en 3 maanden voor de zwangerschap te beginnen met het slikken van foliumzuur en dat te blijven doen tot de zwangerschap 2 maanden onderweg is. Van de Nederlanders heeft 1 procent een autistische aandoening.

 

bron: AD.nl d.d. 21-10-2014

Categorieën
Nieuws

Betrek ouders meer bij psychiatrie oudere kinderen

Ouders van meerderjarige jongeren moeten veel meer betrokken worden bij de psychische zorg die hun kind krijgt. Daarvoor pleit de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP). Hoewel het voorstel van de NVvP al in veel behandelrichtlijnen staat, wordt dat nog maar weinig uitgevoerd. Dit terwijl de jongvolwassene er heel erg bij gebaat kan zijn. De Nederlandse wet bepaalt dat ouders buiten beeld blijven als een patiënt 18 jaar of ouder is. ”In veel behandelrichtlijnen, zoals die voor suïcide, wordt wel al sterk aanbevolen de ouders te betrekken als dat kan en de jongere dat wil”, aldus een woordvoerder van de NVvP. “Daarnaast hebben veel instellingen eenzelfde beleid. Het staat dus op papier, maar gebeurt veel te weinig in praktijk.” Wat de NVvP betreft kunnen vaders en moeders, of desnoods een andere naaste, ook al veel eerder een rol gaan spelen dan pas in de behandelfase. ”Ook in de onderzoeksfase en bij het stellen van een diagnose.” Het zou gaan om jongeren tot een jaar of 22. ”Tot die leeftijd blijft het emotionele brein zich ontwikkelen.” Waarom de richtlijnen nu niet worden nageleefd, is de NVvP niet duidelijk. Een pasklare oplossing heeft de vereniging ook niet voorhanden. ”Is het bewustwording? Zijn behandelaars niet goed op de hoogte? Is het in de praktijk lastig uit te voeren? We weten het niet.”

bron: NU.nl d.d. 13-09-2014

Categorieën
Nieuws

Meer ‘knooppunten’ in brein van jongeren met autisme

Jongeren met autisme hebben bijzonder veel knooppunten van zenuwcellen in hun hersenen, zo blijkt uit nieuw onderzoek. Normaal gesproken verdwijnt ruim de helft van deze zogenoemde synapsen aan het einde van de kindertijd door een proces dat pruning wordt genoemd. Bij jongeren met autisme wordt echter gemiddeld slechts 16 procent van deze hersenverbindingen ‘gesnoeid’. Dat melden onderzoekers van Columbia University in het wetenschappelijk tijdschrift Neuron. De wetenschappers bestudeerden de hersenen van dertien jongeren met autisme die waren overleden op een leeftijd tussen de 13 en 20 jaar. Ter vergelijking werd de hersenen onderzocht van twintig overleden jongeren die geen autisme hadden. Het verschil in het aantal synapsen aan het einde van de kindertijd was volgens hoofdonderzoeker David Sulver zeer opvallend. “Het is voor het eerst dat iemand een gebrek aan pruning heeft ontdekt tijdens de ontwikkeling van kinderen met autisme”, verklaart hij op de nieuwssite van Columbia University.   “Hoewel mensen meestal denken dat er nieuwe hersenverbindingen moeten worden gevormd als we iets leren, is de verwijdering van ongebruikte synapsen waarschijnlijk net zo belangrijk.” Veel synapsen in het brein van autistische jongeren blijven waarschijnlijk onaangetast, omdat een overactief eiwit met de naam mTOR het ‘snoeiproces’ verstoort. Uit onderzoeken bij muizen met een vorm autisme bleek dat pruning kan worden aangewakkerd door de dieren medicijnen toe te dienen die de aanmaak van mTOR onderdrukken. Veel autistisch gedrag van de dieren verdween als gevolg van de behandeling. Het is nog onduidelijk of een eenzelfde soort medicijn ook bij mensen zou kunnen werken. Maar de wetenschappers hopen dat een vergelijkbare behandeling ooit kan worden gebruikt om bepaalde symptomen van autisme te onderdrukken

 

bron: NU.nl d.d. 22-08-2014

Categorieën
Nieuws

Hersenen jongeren reageren sterker op beloningen

Het beloningscentrum in het brein laat zich bij jongeren rond 15 jaar makkelijker en sterker prikkelen dan bij kinderen of volwassenen. Activatie van het beloningscentrum is afhankelijk van de sociale context. Dat blijkt uit onderzoek van Leidse psychologen dat in juni is gepubliceerd door het wetenschappelijke tijdschrift NeuroImage. Het beloningscentrum zorgt voor een prettig gevoel bij bepaald gedrag. Barbara Braams en haar collega’s zochten naar verschillen in de ontwikkeling van het beloningscentrum bij kinderen, jongeren en volwassenen. Tijdens het spelen van het gokspelletje kop of munt werd bij driehonderd kinderen, adolescenten en volwassenen een MRI-scan gemaakt. Daarmee konden ze geld verdienen voor een familielid, hun beste vriend en een leeftijdgenoot die ze niet mochten. De activatie van het beloningscentrum bleek afhankelijk van de sociale context. Bij adolescenten is de piek het hoogst als ze geld winnen voor zichzelf. Volwassenen vinden het net zo fijn om geld te winnen voor zichzelf als voor hun beste vriend. Bij meisjes wordt het beloningssysteem actief als ze winnen voor een goede vriendin; bij jongens is dat effect er niet als ze winnen voor een goede vriend.

Het gehele concept artikel kun u hier vinden

Bron: NJI, d.d.10-07-2014

Categorieën
Nieuws

Werkgeheugen voorspelt lees- en rekenontwikkeling

Groei van functies als werkgeheugen en het vermogen om prikkels te onderdrukken is bij kleuters een goede voorspeller van de lees- en rekenontwikkeling. Dat blijkt uit onderzoek waarop Anne Davidse op 25 juni promoveerde aan de Universiteit Leiden. Davidse toonde aan dat lees- en rekenvaardigheden verbeteren of juist stagneren als zogenaamde executieve functies zoals werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit verbeteren of stagneren. Daarmee is groei in deze functies een belangrijke voorspeller van lees- en rekenontwikkeling tussen groep 1 en 3. Uit het onderzoek blijkt verder dat er geen aanwijzingen zijn dat de positieve invloed van voorlezen op woordenschat en letterkennis bij kinderen met goede executieve functies groter is dan bij kinderen met zwakke executieve functies. Ook kinderen die in andere situaties snel zijn afgeleid, slagen erin om aandachtig naar een verhaal te luisteren.

 

Bron: NJI 25-06-2014

Categorieën
Nieuws

Bange kinderen hebben groter ‘angstcentrum’ in brein

Kinderen die bang zijn aangelegd, hebben gemiddeld genomen een groter ‘angstcentrum’ in hun brein, zo blijkt uit nieuw onderzoek.
Bange kinderen hebben groter ‘angstcentrum’ in brein. Het gaat om het volume van de amygdala, een amandelvormige kern in de hersenen die betrokken is bij het reguleren van emoties. Bij kinderen die vaak angstig gedrag vertonen is dit hersendeel niet alleen groter. Het ‘angstcentrum’ heeft ook meer zenuwverbindingen met de rest van het brein.  Dat melden onderzoekers van de Universiteit van Stanford in het wetenschappelijk tijdschrift Biological Psychiatry. De wetenschappers onderwierpen 76 kinderen met een leeftijd tussen de zeven en negen jaar aan een test waarbij hun aanleg voor angstig gedrag in kaart werd gebracht. Ook maakten ze een MRI-scan van de hersenen van de jonge proefpersonen. Het verband tussen de anatomie van de amygala en angstig gedrag was sterk. De onderzoekers zijn er zelfs in geslaagd om een formule te ontwikkelen waarmee op basis van de afmetingen van de amygdala globaal kan worden voorspeld hoe bang kinderen zijn aangelegd.
De grote vraag is nu in hoeverre angstoornissen ontstaan door een groeiende amygdala in de vroege jeugd. Het omgekeerde is ook mogelijk: het hersendeel zou groter kunnen worden onder invloed van angstig gedrag. “Als we de invloed van angst in de jeugd op specifieke delen van de amygdala beter begrijpen kan dat nieuwe inzichten opleveren in de manier waarop angsten bij mensen ontstaan”, verklaart hoofdonderzoeker Shaozheng Qin op de nieuwssite van Elsevier.

Bron: Nu.nl/dennisrijnvis d.d. 16-06-2014

Categorieën
Nieuws

Neurofeedback voor adolescente jongens geen aanvullende waarde

Uit onderzoek blijkt dat neurofeedback geen aanvullende waarde heeft op de huidige standaardbehandeling -medicatie en/of gedragstherapie- bij adolescenten met ADHD. Is het mogelijk om gedrag te verbeteren door het trainen van hersenen met behulp van neurofeedback bij adolescenten met ADHD? Neurofeedback is een niet-farmacologische interventie die wordt aangeboden met als doel ADHD-klachten te verminderen. In het huidige onderzoek is de aanvullende waarde van neurofeedback op de huidige standaardbehandeling -medicatie en/of gedragstherapie- bij adolescenten met ADHD onderzocht.

Voor het onderzoek zijn bij meerdere GGz instellingen (GGzE, GGz Breburg and de Reinier van Arkel Groep) mannelijke adolescenten (12-24 jaar) met een diagnose ADHD geworven. Door middel van loting zijn de adolescenten verdeeld om al dan niet neurofeedback te krijgen. Voorgaande studies indiceren dat in vergelijking met jongeren zonder ADHD, jongeren met ADHD relatief meer ‘langzamere’ hersenengolven (theta) laten zien en minder ‘snellere’ hersengolven (SMR). Deze hersengolven kunnen beiden gerelateerd worden aan aandacht. Het doel van de training was daarom om de theta activiteit te verminderen en de SMR activiteit te stimuleren, in ongeveer 37 trainingssessies van 30 minuten. Na de trainingsperiode werden de 45 adolescenten die neurofeedback kregen vergeleken met 26 adolescenten die de training niet kregen.

Er is geen aanvullende waarde van neurofeedback gevonden op gedrag of cognitie bij adolescenten met ADHD. De adolescenten die neurofeedback kregen waren na de trainingsperiode evenveel op gedragsvragenlijsten en cognitieve taken verbeterd als de adolescenten die de training niet als aanvulling op de standaardbehandeling hadden gekregen. De huidige resultaten ondersteunen daarmee niet het gebruik van theta/SMR neurofeedback als aanvullende behandeling op standaardbehandeling om blijvende verbeteringen in gedrag of cognitie van adolescenten met ADHD te bewerkstelligen. Deze multicenter studie is een samenwerking tussen de GGzE en Tranzo/Tilburg University.
Het project wordt gefinancierd door ZonMw.

bron: website Tilburg University

Categorieën
Nieuws

Hersenstructuur heeft invloed op intelligentie

De structuur van grijze stof in het brein van mensen beïnvloedt hun intelligentie, zo blijkt uit nieuw genetisch onderzoek.De samenhang blijkt uit een specifieke variant van het gen NPTN, die van invloed is op de communicatie tussen menselijke zenuwcellen. Tieners die over deze genvariant beschikken, hebben relatief weinig grijze stof in hun linkerhersenhelft. Daardoor scoren ze ook gemiddeld lager bij intelligentietesten. Dat melden Britse onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschrift Molecular Psychiatry.

De wetenschappers kwamen tot hun bevindingen door 1.538 proefpersonen te onderwerpen aan hersenscans en DNA-onderzoek. Ze analyseerden meer dan 54.000 genen die mogelijk betrokken zijn bij de ontwikkeling van het brein. Uiteindelijk vonden ze een verband tussen het gen NPTN en de dikte van de grijze stof in de linkerhersenhelft van de deelnemers aan het experiment. De variatie in hersenstructuur die het gen veroorzaakt, kan intelligentieverschillen bij proefpersonen voor een zeer klein deel (0,5 procent) verklaren. Hoofdonderzoekster Sylvane Desrivieres van King’s College in Londen benadrukt dan ook dat het niet gaat om een ‘gen voor intelligentie’.

Het onderzoek naar de genvariant suggereert alleen dat er een verband is tussen de hoeveelheid grijze stof in het brein en intelligentie. “Deze ontdekking kan ons helpen om op het niveau van hersencellen te begrijpen wat er fout gaat bij bepaalde intellectuele tekortkomingen”, aldus Desrivieres op nieuwssite van King’s College. “Het vermogen van de hersencellen om met elkaar te communiceren wordt dan waarschijnlijk op één of andere manier beperkt.”

 

Bron: Nu.nl d.d. 11-02-2014

Categorieën
Nieuws

Dyslexie veroorzaakt door hersenblokkade

Dyslexie wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een blokkade in de hersenen, zo blijkt uit nieuw wetenschappelijk onderzoek. Het gaat om een falende verbinding tussen hersengebieden waar klanken worden opgeslagen en het gebied van Broca in de grote hersenen, dat deze klanken omzet in taal. De eerste opslag van informatie verloopt – anders dan tot nu toe werd gedacht – zonder problemen bij mensen met dyslexie. Dat melden onderzoekers van de Katholieke Universiteit Leuven in het wetenschappelijk tijdschrift Science.

De wetenschappers kwamen tot hun bevindingen op basis van hersenscans. Bij het onderzoek kregen 23 proefpersonen met dyslexie en 22 mensen zonder dyslexie verschillende klanken te horen, terwijl ze in een scanner lagen. Bij alle proefpersonen bleek het hersendeel waarin klanken worden verwerkt (de auditieve cortex) goed te functioneren. Dat was verrassend omdat tot nu toe werd aangenomen dat dyslexie werd veroorzaakt door een falende eerste verwerking van klanken.

Uit het onderzoek bleek echter dat er bij mensen met dyslexie iets misgaat in de communicatie tussen de auditieve cortex en het gebied van Broca. Het taalverwerkingsgebied krijgt daardoor niet altijd de juiste informatie. “Vergelijk het met een computernetwerk”, verklaart hoofdonderzoeker Bart Boets op EOS Wetenschap. “We dachten tot nu toe dat de informatie die opgeslagen was op de server niet correct was, omdat deze niet juist was geregistreerd. Nu weten we dat de informatie op de server klopt, maar dat het verkeerd loopt bij de toegang tot die informatie.”

Dyslexie leidt vooral tot problemen bij het lezen. Ook dat heeft echter met klanken te maken. Bij het lezen worden lettercombinaties namelijk eerst omgezet in klanken die vervolgens door de hersenen worden verwerkt.  De wetenschappers hopen dat de nieuwe ontdekking leidt tot betere behandelingen van dyslexie. “Dit nieuwe inzicht schept perspectieven om meer effectieve interventies te ontwikkelen die specifiek gericht zijn op het verbeteren van de verbinding tussen frontale en temporale taalgebieden”, aldus Boets op de nieuwssite van de Katholieke Universiteit Leuven.

bron: nu.nl